1 december 2021
“De verwijsindex risicojongeren heeft als doel te komen tot vroegtijdige signalering, informatie-uitwisseling en tijdige hulp, zorg of bijsturing. Uit het onderzoek blijkt dat deze doelen in zekere mate worden bereikt maar niet overal. Het doelbereik ligt hoger in de gebieden waar aandacht wordt besteed aan een goed functioneren van de VIR dan in gebieden waarin dat niet gebeurt. Dat betekent dat er ruimte is voor vergroting van doelbereik”. (Pagina 8)
“Gemeenten (college van Burgemeesters en Wethouders) hebben een wettelijke plicht om het gebruik van de verwijsindex te stimuleren, nieuwe organisaties aan te sluiten en toe te zien op goed gebruik van de verwijsindex”. (Pagina 26)
“Het aantal meldingen en matches is afgelopen jaren flink toegenomen blijkt uit de landelijke database van het CIBG. Ten opzichte van 2018 is het aantal meldingen met ruim een kwart gestegen; het aantal matches nam met bijna de helft toe. (Pagina 27)
“Naar schatting 60% van de matchsignalen is opgevolgd: professionals zochten contact met de andere professionals en daarmee vond informatie-uitwisseling plaats”. (Pagina 42)
“De meest voorkomende reden om géén contact op te nemen naar aanleiding van een match is dat er al contact was met de andere professional. De meest voorkomende reden om wel contact op te nemen naar aanleiding van een match is dat er behoefte is aan verdere afstemming over te bieden hulp, zorg of bijsturing.
Een deel van deze matches leidt tot meer inzicht, vroegtijdig afstemmen en inzetten en bijstellen van hulpplannen: naar schatting respectievelijk 39%, 18% en 21%”. (Pagina 6; Dit is meer uitgewerkt te vinden in figuur 4.2 op pagina 41)
“Er zijn grote verschillen tussen de 65 regionale convenantgebieden in aantallen meldingen en matches. Volgens een analyse van de CIBG gegevens uit 2020 zijn er 40 convenantgebieden van waaruit professionals meldingen hebben gemaakt. Dit betreft de convenantgebieden die zijn aangesloten via Multisignaal en PinkRoccade. Dat betekent dat er 25 convenantgebieden zijn waar dit niet het geval is: daaruit zijn geen meldingen binnengekomen. Dit betreft de convenantgebieden die zijn aangesloten via Topicus en Stipter”.
(Pagina 29)
“Alle in dit onderzoek benaderde betrokkenen staan achter de doelen van de wet: vroegsignalering, informatie-uitwisseling en het komen tot tijdige en passende zorg hulp of afstemming”. (Pagina 59)
“Er is geen alternatief dat in dezelfde mate de doelen van de VIR nastreeft”. (Pagina 51)
“Daarnaast constateren we dat er momenteel geen passende alternatieven voor de verwijsindex voor handen zijn. Lokale overlegstructuren en de meldcode richten zich op deels andere doelen en doelgroepen dan de verwijsindex en dienen eerder te worden gezien naast de verwijsindex dan in plaats van de verwijsindex”. (Pagina 8 en 68)
“Ergo, de verwijsindex is een instrument voor professionals dat kan worden gebruikt binnen en in combinatie met overlegstructuren en door lokale (wijk)teams. De verwijsindex enerzijds en overleggen en lokale (wijk)teams anderzijds zijn kunnen aanvullend op elkaar zijn”. (Pagina 49)
“Er dient te worden geïnvesteerd in:
Zie ook de aanbevelingen in paragraaf 7.3 (Pagina 69-71) waarin bijvoorbeeld ook overige doorontwikkelpunten worden genoemd zoals : Uitbreiding van de groep meldingsbevoegden (met o.a. kinderopvang) en uitbreiding van leeftijd van de doelgroep van 0-23 jaar naar 0-100 jaar.
“Jongeren- en oudervertegenwoordigers vragen meer aandacht voor transparantie en een sterkere positie van jeugdigen en ouders. Uit de interviews blijkt dat bij jeugdigen en ouders veel onduidelijkheden zijn over de verwijsindex. Niet helder is ook wat de rechten en plichten zijn van jeugdigen en ouders ten aanzien van informeren, toestemming verlenen, inzage en bezwaar maken”. (Pagina 55)
“In eigenlijk alle interviews is benoemd dat het woord ‘risicojongeren’ in de naamkeuze niet bevorderlijk werkt”. (Pagina 56)
“De kosten voor een doorontwikkelde verwijsindex hoeven niet per definitie hoger te liggen dan de huidige kosten voor de verwijsindex, ook niet als meer gemeenten en organisaties zijn aangesloten en actiever gebruik maken van de VIR. Er zijn voor gemeenten verschillen in kosten voor de leveranciers van de verwijsindex. Op dat punt kan worden bespaard en met het vrijgekomen geld kan (een deel van) de kostenposten worden bekostigd” (Pagina 60).
We adviseren iedereen de gehele samenvatting te lezen, waarin de onderzoekers argumenten geven om het gebruik van de verwijsindex verder te bevorderen en waarin ze ingaan op de adviezen voor doorontwikkeling. (Pagina 69 tot 71)
“Een succesvolle doorontwikkeling vraagt een actieve houding van alle betrokken partijen en een duidelijk standpunt vanuit het Rijk. Voordat kan worden overgegaan tot doorontwikkeling dienen keuzes te worden gemaakt in de wijze waarop de doorontwikkeling gaat plaatsvinden. Aan de uitvoering daarvan moet ook prioriteit worden gegeven. De onduidelijkheid rondom de verwijsindex voor professionals, organisaties en gemeenten, maar vooral ook voor jeugdigen en ouders, dient niet langer te duren”. (Pagina 71)
Bron: MULTIsignaal
Ontvang onze nieuwsbrief eGemwijs met het allerlaatste nieuws in uw mailbox
© 2023 eGem